Casus

Maaike werkt als medewerker Maatschappelijke Zorg op Zorgboerderij de Appelhof. Deze kleinschalige zorgboerderij heeft naast een buitenploeg die het land en de dieren verzorgt ook een sociale werkplaats. Op deze sociale werkplaats begeleidt Maaike met haar collega’s 8 deelnemers die op dit moment bezig zijn met het verwerken van de appeloogst. Naast appelsap en appeltaart maken de deelnemers heerlijke appelmoes. Sinds 3 weken doet Bettie mee met het maken van de appelmoes. Zij is door haar ambulant begeleider Samira doorverwezen naar de Appelhof.

Bettie is een vrouw van 56 jaar, en ze woont alleen in een flat. 8 maanden geleden is haar man Ferry plotseling overleden. Bettie ontvangt een weduwe-uitkering. Bettie heeft een licht verstandelijke beperking en een incestverleden. Daarnaast is ze gevoelig voor depressies. Bettie heeft de afgelopen 20 jaar kunnen steunen op Ferry. Met z’n tweeën konden ze de wereld aan. Bettie en Ferry hadden weinig sociale contacten. Het contact met de familie van Bettie is 20 jaar geleden verbroken. De zus van Ferry kwam nog wel eens op bezoek. Het stel heeft geen kinderen gekregen. Toen Ferry overleed heeft Bettie zich in haar huis opgesloten. Alleen voor de hoognodige boodschappen kwam ze haar huis uit. Doordat het huis van Bettie vervuilde, kwam er een vervelende lucht te hangen in het portiek van Bettie. Een benedenbuurvrouw heeft hiervan melding gemaakt bij de politie, en toen is er hulpverlening ingeschakeld.

Ambulant begeleider Samira heeft orde op zaken gesteld. Met behulp van Samira en huishoudelijke zorg weet Bettie het nu goed te redden thuis. Samira vond het tijd voor een nieuwe uitdaging voor Bettie en heeft haar opgegeven voor dagbesteding bij Zorgboerderij de Appelhof. Bettie valt onder het zorgprofiel LVG 2.

Bettie is nu 3 weken bij de Appelhof. Tijd voor een evaluatie van de proefperiode en het opstellen van begeleidingsdoelen. Medewerker Maatschappelijke Zorg Maaike heeft Bettie leren kennen als een vrouw met een lief en verlegen karakter. Ze lijkt het naar haar zin te hebben op de Appelhof. Dat is te zien aan haar rode wangen en glunderende ogen. Bettie durft echter nog niet mee te doen met de activiteiten en ze praat alleen tegen andere mensen als die haar iets vragen.

In het evaluatiegesprek wordt besproken dat Bettie een vaste plek krijgt bij de Appelhof. Maaike en Samira gaan samen een plan maken hoe ze Bettie het beste kunnen begeleiden.

Verslag Psychodiagnostisch onderzoek

De volgende gegevens met betrekking tot de cliënte zijn geanonimiseerd omwille van de privacy van de cliënte. Cliënte is een 56-jarige vrouw. Ze woont alleen en heeft momenteel geen relatie. Het onderzoek vindt plaats bij een deeltijdprogramma in een Centrum voor Persoonlijkheidsproblematiek.


Reden van aanmelding 

Cliënte is aangemeld door ambulant begeleider van de Cirkel, met als doel verheldering van de problematiek van de cliënt. Bij deze cliënte bestaat onduidelijkheid over de achterliggende dynamiek van de problematiek, de draagkracht en haar motivatie.


Klachten, anamnestische gegevens en hulpvraag 

De belangrijkste klachten die cliënte ervaart, zijn somberheid en eenzaamheid. Na de dood van haar man is ze zich volledig gaan terugtrekken. De hulpvraag van cliënte is dat ze dit patroon wil doorbreken.
Haar lage eigenwaarde en grote angst om afgewezen te worden zijn mogelijk te begrijpen vanuit haar incestverleden. Ze lijkt mogelijke afwijzing te willen voorkomen door anderen op een veilige afstand te houden en geen initiatief te nemen tot contact.
Cliënte geeft aan een lieve moeder te hebben gehad, maar een slechte vader. Moeder heeft haar volgens haar niet kunnen beschermen tegen haar vader. Ze zegt dat er zeker na de dood van haar man steeds vaker herinneringen van vroeger naar boven komen. Ze eet weinig en noemt het ‘een hoop gedoe’ om boodschappen te halen en eten klaar te maken. Daarnaast is er sprake van een onregelmatig slaappatroon. Ze gaat tegen 3.00/4.00 uur naar bed, heeft moeite met inslapen.
Cliënte heeft geen hobby’s. Ze deed altijd wat haar man deed. Als haar man postzegels verzamelde, dan deed ze hier aan mee. Als haar man ging puzzelen, dan deed ze hier aan mee. Op de vraag wat ze goed aan zichzelf vindt, kan ze moeilijk een antwoord geven. Uiteindelijk noemt ze zichzelf zorgzaam. Wanneer er gevraagd wordt naar de belangrijkste persoon in haar leven, noemt ze haar man. ‘Mijn man,’ zegt ze stellig. Op de vraag hoe ze haar moeder ziet, zegt ze dat ze haar haar moeder ziet als een lieve vrouw, waar ze echter niet altijd bij terecht kon. Sinds het overlijden van haar vader, veranderde haar moeder en ging ze veel uit. Ze was daarom ook als puber vaak alleen thuis. Cliënte heeft nu geen contact meer met haar moeder.


Hypotheses en onderzoeksvragen 

Hypothese 1: De klachten van cliënte zijn gebaseerd op inadequate coping strategieën.

Mensen reageren verschillend als zij met problematische gebeurtenissen te maken krijgen. Coping is een interactioneel proces tussen persoon en omgeving, en verwijst naar de cognitieve, emotionele en gedragsmatige strategieën die gehanteerd worden bij het omgaan met omstandigheden, problemen of moeilijke situaties (Schreurs, van de Willige, Brosschot, Tellegen & Graus, 1993). Bij effectieve coping zullen gezondheidsklachten voorkomen kunnen worden, en zal het welbevinden in stand gehouden of bevorderd worden. Ineffectieve copingstrategieën hebben een negatieve invloed op het fysieke, psychische en sociale welzijn. Hoe op een situatie gereageerd wordt, hangt sterk af van de aard en ernst van het probleem, maar wel is het zo dat ieder persoon een eigen, specifieke wijze van reageren heeft (Jaspers, van Asma & van den Bosch, 1989). Deze zogenoemde copingstijl is een combinatie van ervaringen, persoonlijkheidskenmerken en gedragsstijlen. Naarmate iemand dezelfde copingstijl vertoont onder verschillende en sterk uiteenlopende omstandigheden, kan er gesproken worden over een rigide copingstijl. Wanneer deze stijl in allerlei situaties wordt toegepast, terwijl het niet effectief is binnen een situatie, kan dit leiden tot een bepaalde manier van waarneming, interpretatie en reactie (Dekker & Lechner, 2005). Bij cliënte staat op de voorgrond dat ze zich terugtrekt en zowel gevoelens als personen op afstand houdt. Daarom is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: zouden de klachten van cliënte gebaseerd kunnen zijn op inadequate copingstrategieën?

Hypothese 2: De klachten van cliënte zijn gebaseerd op een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur.

Mensen met een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur zijn sneller van slag dan de gemiddelde mens. Gebeurtenissen hebben meer impact op hen en ze lijken minder veerkrachtig. Het reageren op moeilijkheden en (problematische) situaties is wat extreem. Persoonlijkheid kan beschouwd worden als ‘ik’ of ‘zelf’, dit bepaalt je structuur. Iemand met een sterke ‘ik’ blijft rondom het ervaren van zijn of haar emoties en gevoelens samenvallen met het zelf. Iemand met een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur heeft de neiging om in bepaalde situaties de structuur te verliezen en het zelf kwijt te raken. Het is dus moeilijk om jezelf bijeen te houden wanneer er sprake is van moeilijke situaties of omstandigheden (Kernberg, 1984). Cliënte lijkt in verschillende situaties ook de structuur te verliezen en zichzelf wat kwijt te raken. Daarom is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: zouden de klachten van cliënte gebaseerd kunnen zijn op een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur?


Observaties en indrukken 

Cliënte is een onverzorgd gekleed gaande 56-jarige vrouw, die wat ouder oogt dan haar kalenderleeftijd.
Tijdens het gesprek neemt ze een afwerende houding aan en is ze terughoudend in het geven van informatie. Na contactgroei volgt er al snel weer afstand. Vragen worden met korte antwoorden of (in eerste instantie) met ‘weet ik niet’ beantwoord, met name bij het doorvragen en de vragen naar haar gevoelens.
Naarmate het gesprek vordert, lijkt cliënte emotioneler te worden.
De aandacht is goed te trekken en te behouden. De oriëntatie in trias is ongestoord. Er zijn geen concentratiestoornissen of geheugenproblemen waarneembaar, hoewel ze zich bepaalde zaken uit haar jeugd niet meer zegt te kunnen herinneren. De realiteitstoetsing lijkt intact. Haar intelligentie wordt op beneden gemiddeld niveau geschat. De stemming is dysfoor, suïcidaliteit is aanwezig in gedachten. Ze zegt op dit moment geen suïcideplannen te hebben, maar wel momenten te beleven waarbij er ‘een stem op de achtergrond is’.

Cliënte komt in eerste instantie vriendelijk en nonchalant, bijna onverschillig, over. Ze kan niet vertellen of ze gespannen of juist rustig is. Ze zegt niet op te zien tegen het psychologisch onderzoek. Betrokkene stelt zich coöperatief op tijdens het onderzoek, hoewel ze in het contact wat afstandelijk blijft. Toch lijkt er wel sprake te zijn van enige contactgroei. Ze vertelde plezier te beleven aan het performale gedeelte van de WAIS, waarna ze wat spontaner en opener werd tijdens dat testgedeelte.

Tijdens het invullen van de vragenlijsten (deels achter de computer) moest de testonderzoeker de instructies een paar keer herhalen. Tijdens het afnemen van de projectieve tests vertelde ze het tekenen (HTP) leuk te vinden (‘Hier moet ik altijd gezellig bij praten en neuriën’). De vragen naar aanleiding van de tekeningen die ze gemaakt had, kon ze moeilijk beantwoorden. Cliënte vertelde het onderzoek moeilijk vol te kunnen houden. Ze was er erg moe van geworden.


Onderzoeksresultaten en interpretatie 

Niveau van intellectueel functioneren
Bij cliënte is de verkorte WAIS III 1 (Uterwijk, 2005) afgenomen bestaande uit de subtesten woordenschat, overeenkomsten, blokpatronen en matrix redeneren. De verkorte WAIS (ook wel de ‘Wechsler Abbreviated Scale of Intelligence’ genoemd) heeft een correlatie van .70 met het TIQ van de volledige WAIS. Het totaal IQ lijkt onder het gemiddelde te liggen. Het intelligentieprofiel lijkt harmonisch verdeeld.

Klachten
Uit de BDI-II-NL (van der Does, 2002) komt een totale score van 41, dit valt in de categorie ernstig (29-63). Op de subschaal cognitief scoort cliënte vergeleken met de normgroep laag. Cliënte geeft aan dat ze zichzelf al het slechte wat gebeurt verwijt en dat ze moeite heeft met alle beslissingen. Ook rapporteert ze dat ze teleurgesteld is in zichzelf en dat ze zich vergeleken met anderen meer waardeloos voelt. Op de subschaal somatisch scoort cliënte vergeleken met de psychiatrische normgroep bovengemiddeld. Ze rapporteert niet voldoende energie te hebben om wat dan ook te doen. Daarnaast geeft ze aan om ieder klein ding te huilen. Op de subschaal affectief scoort cliënte vergeleken met de psychiatrische normgroep hoog. Ze verwacht niet dat de dingen voor haar goed zullen uitpakken en daarnaast zegt ze weinig plezier te hebben in de dingen die ze vroeger leuk vond. Ook geeft ze aan dat het moeilijk is om nog ergens belangstelling voor op te brengen.

Geconfronteerd met moeilijke of stressvolle gebeurtenissen (UCL) (Schreurs, van de Willige, Brosschot, Tellegen & Graus, 1993) lijkt cliënte in eerste instantie geneigd zeer passief en vermijdend te reageren. Ze rapporteert laag geneigd te zijn tot actief aanpakken. Cliënte vertoont vermijdend gedrag; ze rapporteert zeer laag geneigd te zijn sociale steun te zoeken. Cliënte deelt zelden of nooit haar zorgen met iemand, vraagt zelden of nooit iemand om hulp en toont zelden of nooit haar gevoelens. Ook toont ze in zeer lage mate expressie van emoties. Cliënte zegt zich zeer vaak af te zonderen van anderen, zeer vaak de zaken somber in te zien, vaak te piekeren over het verleden en zich zeer vaak niet in staat te voelen iets te doen. Ze reageert zelden of nooit spanningen af en laat zelden of nooit haar ergernis blijken. Tot slot geeft ze aan dat haar neiging om geruststellende gedachten te hanteren laag is; ze spreekt zichzelf soms moed in bij moeilijke situaties en zegt zelden of nooit tegen zichzelf dat het allemaal wel meevalt.

Persoonlijkheid
De MMPI-2 (Derksen, de Mey, Sloore & Hellenbosch, 2006) is geïnterpreteerd middels de Friedmanmethode van codetypen. De vragenlijst is open en waarschijnlijk valide ingevuld, waarbij er sprake is van een zeer hoge klachtenrapportage. De F(b) schaal is erg hoog, wat mogelijk kan wijzen op een cry for help. De score is dermate hoog dat de inhoudsschalen zeer voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. De verhoogde Fp score kan verklaard worden vanuit symptoomoverdrijving, het simuleren van psychische problemen, verwarring/leesproblemen of ernstige psychopathologie.
De lage score op de VRIN schaal geeft aanwijzingen de onderzochte voorzichtig en op haar hoede was bij het antwoorden op de items.

Met betrekking tot de zelfrapportage van klachten geeft cliënte aan dat er zowel problemen met betrekking tot de sociale omgeving zijn als een verhoging van het intrapsychische cluster. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een negatief zelfbeeld alsmede de algemene probleemgebieden (sociaal ongemak, familiale problemen en aantasting van het arbeidsvermogen) en ook scoort ze hoog op de TRT-schaal, die duidt op een negatieve attitude tegenover de behandeling (zowel geringe motivatie als onvermogen tot openheid).

Er is sprake van een codetype (schalen 2 en 8 zijn het meest verhoogd). Er wordt een depressief profiel met suïcidale ideatie, apathie, angst, pessimisme, agitatie en een negatief zelfconcept geschetst. In sommige gevallen weerspiegelt dit profiel een psychotische depressie. Er lijkt een overtuiging van waardeloosheid, hopeloosheid en hulpeloosheid te bestaan. Er lijkt ook een verstoring van concentratie, geheugen, informatieverwerking, denken en beslissingen nemen te bestaan, evenals gevoelens van minderwaardigheid.

Het denken doet inefficiënt aan. Schuldgevoelens kunnen gepaard gaan met afkeer van het zelf. Cliënte lijkt sociaal teruggetrokken; actief interactie vermijden, angstig zijn voor emotionele nabijheid en geïrriteerd, ongeduldig en rancuneus zijn tegenover anderen. Ook bestaat er een mogelijke angst om emotioneel betrokken te raken bij anderen, en kunnen er conflicten bestaan rondom emotionele afhankelijkheid. Vaak is er sprake van herhaalde beschadiging in de kindertijd, gepaard gaand met verlating en verwaarlozing. Cliëntes zelfvertrouwen is waarschijnlijk laag en haar identiteit instabiel.

Omdat schaal 2 en schaal 8 beiden behoorlijk verhoogd zijn, is de aanwezigheid van ernstige psychologische problemen aannemelijk. Anderen beschouwen cliënte mogelijk als afstandelijk, nerveus, opgejaagd en enigszins eigenaardig wat betreft haar gedachten en ideeën.


Conclusies en aanbevelingen 

Cliënte is een 56-jarige vrouw bij wie psychologisch onderzoek is aangevraagd door ambulant begeleider van de Cirkel. Er is onderzoek aangevraagd naar de achterliggende dynamiek van de problematiek van betrokkene, naar haar motivatie en haar draagkracht. Verkort intelligentieonderzoek middels de WAIS III (verkorte versie) laat zien dat cliënte functioneert op een beneden gemiddeld intelligentieniveau. Tijdens het onderzoek staan klachten rondom somberheid, depressie en angst voor afwijzing op de voorgrond. Ook heeft cliënte last van lage zelfwaardering en heeft ze zelfmoordgedachten. Ze geeft aan dat het moeilijk is om nog ergens belangstelling voor op te brengen en ze zou liever een einde aan haar leven maken. De coping van cliënte is passief-

vermijdend van karakter. Dit komt tot uiting in het uit de weg gaan van moeilijke situaties en het zich volledig isoleren. Onderliggend wordt een beeld geschetst van een vrouw die het contact met zichzelf verloren is, en daarmee moeilijk tot betekenisvol contact met anderen komt. Middels afweermechanismen, zoals afstandelijkheid, evenals vermijdingstactieken tracht ze het leven te overleven. Deze afweermechanismen speelden zowel tijdens intake, de anamnese tijdens dit onderzoek als de testonderdelen van dit onderzoek. Ondanks deze afweer, of mogelijk dankzij, zijn er wel aanwijzingen gevonden voor structurele psychopathologie bij cliënte. Zo lijkt ze wantrouwend jegens de ander, is ze erg bang voor afwijzing of kwetsing, zijn de copingstrategieën sterk belemmerend en zijn er mogelijk periodes waarin de realiteitstoetsing in het gedrang komt. Refererend aan de vraagstelling kan worden gezegd dat cliënte een hoge mate van klachten rapporteert en dat de afweermechanismen van cliënte met name primitief van aard zijn. Ze lijkt het erg moeilijk te vinden meer openheid te tonen, zich kwetsbaar op te stellen en anderen meer nabij te laten komen. Dit interactiepatroon (moeite met openheid) alsmede de beperkt aandoende motivatie lijken problemen op te gaan leveren binnen de diverse vormen van dagbesteding.

Zoals gezegd is het grootste beeld wat cliënte van zichzelf laat zien gekleurd door afstand bewaren. Dit heeft op verschillende momenten in het onderzoeksproces een rol gespeeld. Het is dan ook de verwachting dat dit in enigerlei mate een rol zal blijven spelen tijdens de dagbesteding. Indien het cliënte lukt om meer openheid te geven over haar binnenwereld en de angsten die er spelen, kan er mogelijk ook meer een aangrijpingspunt gevonden worden. Een groei in haar identiteitsontwikkeling, alsmede emotieregulatie kan passend zijn. Medicatie kan overwogen worden zowel tegen de somberheidsklachten, als de snel oplopende spanningen.


Rapportage over eerste ontmoeting Samira en Bettie

De Inleiding

Klacht van mevrouw Al Hadraoui over stankoverlast mevrouw Van der Spelt: 

Op 27 september 2017 heeft mevrouw Al Hadraoui een klacht ingediend bij de politie. De klacht gaat over stankoverlast van de buurvrouw, mevrouw Van der Spelt. Er zijn meerdere buren met dezelfde klacht. Met alle betrokkenen is een gesprek gevoerd om een volledig beeld te krijgen van de klachten. Aan de hand van deze gevoerde gesprekken ben ik tot een analyse gekomen. Op basis daarvan geef ik een advies over de manier waarop de klachten over overlast kunnen worden opgelost.


De kern

Situatieschets 

Mevrouw Van der Spelt, 56 jaar, woont sinds 10 jaar in een appartement aan de Rijnstraat 13-2 te Amstelveen. Zij woont hier alleen en haar dagbesteding is onbekend. De indiener van de klacht is een 40-jarige mevrouw die onder mevrouw Van der Spelt woont. Mevrouw Al Hadraoui woont op de Rijnstraat 11-2. Mevrouw Al Hadraoui woont 5 jaar in het appartement.

Voorgeschiedenis  

Volgens mevrouw Al Hadraoui was het contact tussen mevrouw Van der Spelt en haar goed. Ze is in het verleden wel eens op bezoek geweest en ze begroetten elkaar in de gang.

Deze klachten zijn als volgende volgens de politie:

  • Mevrouw Van der Spelt komt nauwelijks de deur uit. Mevrouw Al Hadraoui heeft haar een langere tijd (ongeveer 3 maanden) niet meer gezien in de gang.
  • Mevrouw Van der Spelt doet minimaal boodschappen.
  • Mevrouw Al Hadraoui geeft aan dat mevrouw Van der Spelt weinig doet aan het huishouden en aan persoonlijke verzorging sinds het overlijden van haar man.
  • Mevrouw Al Hadraoui hoort weinig geluid van haar bovenbuurvrouw.
  • Er komt een onaangename geur van boven vandaan. Dit is te ruiken in de gang.   

Bovenstaande klachten duren volgens mevrouw Al Hadraoui al een half jaar. Mevrouw Al Hadraoui heeft verschillende acties ondernomen om de stankoverlast te verhelpen, namelijk:

  • Mevrouw Al Hadraoui heeft met andere buren meerdere keren aangeklopt bij mevrouw Van der Spelt om te kijken of alles nog in orde is. Hierdoor kreeg zij de indruk dat mevrouw Van der Spelt niet meer veel doet aan het huishouden. Het huis zag er rommelig en vies uit.
  • Mevrouw Al Hadraoui heeft voorgesteld om mevrouw Van der Spelt te helpen in het huishouden en boodschappen, maar dit weigerde zij.

Deze acties hebben tot op heden verder niets opgeleverd. 


Visie direct betrokkenen (Mevrouw Van der Spelt)

Mevrouw Van der Spelt is de enige direct betrokkenen in de klacht. Zijn woont met veel plezier aan de Rijnstraat 13-2. Mevrouw Van der Spelt erkent een deel van de klachten, het gaat over de klachten:

  • dat ze laatste tijd minder vaak buiten komt.
  • dat ze minder doet aan het huishouden.

Voor deze klachten geeft ze als verklaring dat ze zich erg verdrietig voelt sinds het overlijden van haar man. De klacht waarin zij zich niet herkent is de klacht over de onaangename geur. Verder geeft zij aan dat ze mevrouw Al Hadraoui een aardige vrouw vindt en het jammer vindt dat ze een melding heeft gemaakt bij de politie. Ze is wel bereid om aan een oplossing te werken en begrijpt dat mevrouw Al Hadraoui zich zorgen maakt om haar.

 

Visie indirect betrokkenen en eerste indruk

Er zijn geen andere betrokkenen bij de klacht. Wel geven de overige buren aan dezelfde klachten te hebben als mevrouw Al Hadraoui. Dit rapport is voor intern gebruik van de hulpverleningsinstantie De Cirkel. Vanuit dit rapport worden verdere stappen ondernomen. Ambulant begeleider Samira is bij mevrouw Van der Spelt langs geweest en herkent de klachten. Er was een onaangename geur te ruiken in de gang en in het portiek. Het huis was erg rommelig en mevrouw ligt voornamelijk in bed. Er was weinig aan boodschappen in huis. Er lag ongeopende post op de eettafel. Mevrouw Van der Spelt kwam vriendelijk over en was zich van geen kwaad bewust. Mevrouw Van der Spelt staat open voor hulp.

 

Analyse (van de ambulant begeleider Samira) 

In een gesprek met mevrouw Van der Spelt heb ik haar geconfronteerd met de klachten van mevrouw Al Hadraoui. Mevrouw Van der Spelt erkent een aantal genoemde problemen van mevrouw Al Hadraoui. Mevrouw Van der Spelt geeft toe dat mevrouw Al Hadraoui eerder heeft gevraagd om haar te helpen. Ze stelde voor samen boodschappen te doen en mevrouw Van der Spelt weigerde dit.   

Zowel mevrouw Al Hadraoui als mevrouw Van der Spelt geven aan dat ze met plezier in dit appartement wonen en mevrouw Van der Spelt is bereid een oplossing te zoeken. 

 

Conclusie en advies 
Mevrouw Al Hadraoui ondervindt sinds een half jaar overlast van mevrouw Van der Spelt. Veel van deze klachten komen doordat mevrouw Van der Spelt minder doet aan haar huishouden. Hierdoor ontstaan zorgen vanuit mevrouw Al Hadraoui. Omdat beide aangeven naar een oplossing te willen zoeken, lijkt mij een niet-juridische oplossing het meest geschikt. Mevrouw Van der Spelt krijgt hulp bij haar huishouden en administratie.


Observatieverslag eerste bezoek Appelhof

Door: Samira
Betreft: Bettie
Geboren: 10-11-1962
Kalenderleeftijd: 56
Datum observatie: 09-01-2018

Observatiedoelen: Hoe functioneert Bettie in een groep?

Samenvatting: Bettie is op tijd (09.30 uur) aanwezig op de locatie. Ik ben haar bij de ingang tegengekomen. Bette gaat snel op een stoel zitten en maakt weinig tot geen oogcontact met de anderen en de werkbegeleider. Nadat een andere cliënt haar heeft gevraagd of zij wil meehelpen, staat Bettie op en gaat naast meneer staan. Ze zegt niet veel, maar doet wel wat er van haar gevraagd wordt. Om 11.00 uur geeft Bettie aan dat ze moe is en dat ze naar huis wil gaan (werktijden 09.30-11.30). Nadat ik heb gevraagd waarom ze naar huis wilt gaan geeft zij als antwoord dat het ‘saai’ is en ze hoofdpijn heeft en dat ze beter thuis kan zitten. Nadat ik aangeef dat de werktijden tot 11.30 uur duren toont Bettie weerstand, maar gaat wel weer zitten. Ze heeft hierna niet meer meegedaan met de activiteiten voor de rest van de ochtend.





















































Naar boven
/var/www/mzprofiel-albeda.learningmatters.nl