Tekststructuur eindopdracht en hoofd- en deelvragen formuleren
Doel: aan het eind van de les heeft de student de structuur van de tekst in een schema gezet de hoofd- en deelvragen SMART geformuleerd
Bestudeer:
- De docent bespreekt het schrijfdoel en het publiek.
- Eerst denk je na over het schrijfdoel - je moet iets bewijzen en/of iets kunnen. Dus kies je uit: beschrijven, verklaren, betogen of adviseren.
- Vervolgens bepaal je de doelgroep. Dus vraag je aan jezelf:
- Wie leest mijn tekst?
- Wat moet ik uitleggen?
- Wat kan ik weglaten?
Oefening:
- Lees de onderstaande vragen.
- Controleer of ze SMART geformuleerd zijn of pas ze aan.
- Welke deelvragen kun je uit deze voorbeeldvragen halen?
- Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen alcoholgebruik bij jongeren op het platteland en jongeren in de stad in 2018?
- Wat is de hoofdoorzaak oorzaak van het ‘zittenblijven’ in het tweede leerjaar van de basisschool in de afgelopen vijf jaar?
- In hoeverre draagt jobrotatie bij aan de motivatie en productiviteit van het personeel van Unilever Nederland?
- Welke maatregelen moeten in de komende drie maanden genomen worden om de sociale veiligheid in de publieke ruimtes te bevorderen?
Opdracht:
- Maak een schema van de tekst:
- Inleiding: vertel de lezer waar je tekst over gaat. Eindig met de hoofd en deelvragen
- Kern: geef informatie. Schrijf voor iedere deelvraag een alinea. Beantwoord de hoofdvraag met de informatie uit de deelvragen.
- Conclusie: vat de informatie samen. Dus vertel in het kort wat je hebt geleerd.
- Kijk kritisch naar de hoofdvraag:
- Stel een open vraag.
- Controleer of deze vraag SMART geformuleerd is.
- Formuleer deelvragen en zorg dat deze de hoofdvraag kunnen beantwoorden.
- Schrijf in fases. Ga ervoor zitten, dus neem per schrijfmoment minimaal een uur de tijd. Zo creëer je een optimale omgeving.
- Maak een schema en houd je daaraan. In een volgende fase kun je gaan schuiven met alinea’s.
- Je hoeft niet bij het begin te beginnen. Je kunt eerst de antwoorden op de deelvragen beschrijven en later de inleiding en de conclusie schrijven.
- Als je geschikte stukken tekst hebt, sla je deze tekst gelijk op met bronvermelding. Noteer je invallen.
- Ga nu zelf aan de slag met het tekstschema en de vragen.